De Nederlandse Poëzie van de twintigste en eenentwintigste eeuw in 1000 en enige gedichten

Bloemlezing door Ilja Leonard Pfeijffer (4 gedichten opgenomen)
Uitgeverij: Prometeus2016

Beschrijving:

Zeeuwse Schrijvers

Door: MARIO MOLEGRAAF

Sta ik erin? Deze vraag, angstig gesteld, beheerst momenteel de dichterswereld. Sta ik in de ‘Dikke Pfeijffer’, het prachtige overzicht (ruim 1.400 bladzijden, 25 euro) dat Ilja Leonard Pfeijffer maakte van de poëzie van Tachtigers tot en met vandaag? Dertien Zeeuwse dichters viel dit geluk ten deel.

Op het eerste gezicht lijkt het of de bloemlezer op herhaling gaat, een zoveelste inventarisatie vanaf Aafjes tot en met Zwagerman. In feite is een compleet nieuwe balans opgemaakt. Dat werd ook tijd, al meer dan tien jaar waagde niemand zich daaraan. Grootheden als Büch, Elsschot, Reve bevond hij blijkbaar te licht. Ook de Zeeuwse held J.C. van Schagen werd weggevaagd. Nul gedichten – voor hen, net zoals Pfeijffer zegt voor ‘een overweldigende meerderheid’ van de dichters. Dichters met ook maar één gedicht in zijn boek ‘behoren tot de eredivisie’, vindt hij. Welke Zeeuwse dichters mogen meespelen in de eredivisie? De lijst (hopelijk compleet, zo niet dan is dat wel mijn schuld maar geen opzet) bestaat uit P.C. Boutens, Leo van Breen, Jan Campert, Emma Crebolder, Jacques Hamelink, Meindert Inderwisch, Ed Leeflang, Andreas Oosthoek, Ester Naomi Perquin, Annie M.G. Schmidt, Guus Valleide, Hans Verhagen en Hans Warren. De selectie maakt duidelijk dat Pfeijffer alle hoeken van de bibliotheekkelders heeft bekeken. Wie bekommert zich verder om Van Breens bundeltje uit 1937? Ook in het geval van Inderwisch (present met vier opwindende sonnetten) kun je van een herontdekking spreken.

Soms is de keuze cliché: van Jan Campert alleen ‘Het lied der achttien doden’. Vaker verrast de bloemlezer. In de hele bundel zien we een voorkeur voor het lichte gedicht. Geen wonder dus dat Annie M.G. Schmidt de Zeeuwse kampioen is, bijna twintig bladzijden zijn voor haar gedichten en liedteksten als ‘Op een mooie pinksterdag’ en ‘Vluchten kan niet meer’. Pfeijffer wil poëzie ‘waarin iets gebeurt en waarin iets op het spel staat’. Juist daarvoor kon hij bij de Zeeuwse dichters terecht. Voel hoe het woelt bij Verhagen: ‘Die het kwade spreken krijgen steeds meer te vertellen’. Ze staan erin, alle dertien, en die 1.300 andere dichtende Zeeuwen niet.

Fragment:

ik wil je niet lastig vallen met mijn
dood ik wil hem je aanbieden als een
stofje iets wat weg te blazen is in
een adem met een bestelling die je

opgeeft in een restaurant omringd door
vrienden en gedienstig personeel ik
wil je niet langer storen mijn leven
is het enige dat zich door mij laat

geven zonder verdere verplichting
laat wat er in mijn plaats komt kalmer zijn
dan wat ik meeneem wantrouw de antwoorden

op je uitzwermende vragen want het
land staat nog altijd blank en de roeiers
moorden en bedriegen om te eten

usercrossmenuchevron-down