Een bruidje van een huis: de inboedel

(Mag ik mens zijn? Aflevering 533)

In een vloek en een zucht had mijn moeder het pand aan de Hellebardierstraat 6 gekocht. Ze was een vooruitstrevende vrouw die als arbeiderskind het tijdens het tweede jaar van de huishoudschool daar voor gezien hield, leerling kapster werd bij ‘Morsheim’, destijds een toonaangevende salon in Vlissingen, en binnen de kortste keren hoofdkapster werd. Mijn moeders naam was Christine en de klanten vroegen altijd om ‘Chrisje’. Later werd dat ‘Tineke’ en tenslotte eindigde ze weer bij Christine.

Ze was niet te behouden en ging in Vlaardingen werken bij meneer en mevrouw Berkhout. Ook daar maakte ze furore. Toen ze mij kreeg en huisvrouw werd, vond ze dat ook best tot mijn vader vanuit Dunbar belde, waar hij met zijn schip lag. Ooit was hij Groningen ontvlucht, kreeg vanwege zijn extreem hoge I.Q. (144) een beurs van de staat en ging studeren aan de Hogere Zeevaartschool te Vlissingen. Het liefst voer hij op Indonesië en Japan. Tot hij ziek van heimwee werd.

Mijn moeder zei: “Kom maar naar huis schat. Ik zet hier een kapsalon op, dan kun jij rustig rondkijken voor een baan aan wal.” En zo geschiedde.  Binnen de kortste keren draaide haar zaak als een tierelier en ging ze de huizenmarkt op. Een vrouw die haar eigen zaak bestierde en daarnaast in onroerend goed ging speculeren, was een zeldzaamheid in het Nederland van begin jaren zestig.
Daarnaast las ze alle Russen, de grote Amerikanen en Engelsen en de Fransen. Ze schreef zonder spelfouten, was een perfecte stilist en redigeerde met mij alle literaire boeken die van mij werden gepubliceerd. Twee jaar huishoudschool. Ze ging altijd haar eigen gang en liet zich door geen enkel systeem de les lezen.

Maar goed: mijn vader was al lang dood, ik had nog geen vaste baan en mijn nieuwe, eerste en enige eigen huis moest worden ingericht. In mijn grootmoeders flat stond een champagnekleurige driezitsbank. Die nam ik mee, net als de twee bedden die ik daar had, mijn servies en keukengerei, wat schemerlampen, mijn geluidsinstallatie, gitaren en enorme langspeelplatencollectie. Ik zou bijna de televisie, de ijskast, de stofzuiger en mijn stripboekenverzameling vergeten.

Mijn moeder gaf me onze oude eettafel mee. Zo’n exemplaar dat je kon verlengen door twee onderhangende boorden te ontgrendelen. Houten eetstoeltjes had mijn grootmoeder ook. Was ik vergeten te noemen. De keuken die er ‘stond’, was simpel en buitenom een gasstel had je toen nog niet veel nodig. Als kind dat was opgegroeid tussen de vrouwen kon ik prima voor mijzelf koken. Ik vroeg slager Schouwenaar op het aangrenzende Bellamypark om twee kilo kipfilet voor mij te vermalen in zijn gehaktmolen. Daar maakte ik ballen van en daaruit bestond, aangevuld met zilvervliesrijst, mijn dagelijkse hoofdmaaltijd uit. Zou het zo weer doen.

Mijn vader had ooit een set antieke lederen stoelen gekocht met bijpassende tafel. Erg mooi. Pasten ook goed bij de champagnekleurige driezitsbank. Mijn moeder had een schemerlamp, die in de jaren vijftig modern was geweest, op zolder gestald. Mocht ik ook hebben. Vanaf de bank keek ik naar mijn televisiescherm, speelde ondertussen gitaar en dacht na over de invulling van mijn interieur. Ik werkte ieder hoekje af rondom een sluitstuk en nam daar maanden de tijd voor.

De kleur moest kloppen, de vormgeving moest aansluitend zijn. Ik had een Japanse hoek met porseleinen vazen en zijden bloemen en kocht bij o.m. De Bijenkorf wat ik passend en betaalbaar vond. Kleine eilanden verrezen, allemaal in overeenstemming met de harmonie die er tussen mij en het huis bestond. Toewijding en aandacht, oog voor detail en net zo lang doorgaan tot de compositie klopte. Ik kon dan intens gelukkig zijn. Gitaarspelen, televisiekijken en genieten van mijn ‘hoekjes’.

Heb dat vermogen tot inrichten en combineren van kleuren en stoffen ook te danken aan de vrouwen die mij opvoedden. En natuurlijk had ik mijn mannendingen. Drie voetballen met pompje in de schuur, mijn vaders houtsnijwerk uit Indonesië, mijn geluidsapparatuur met giga-luidsprekerboxen en solide versterkers, mijn eerste auto (een Volvo 244, donkerblauw) en een piepklein badkamertje: douche, wastafel, alles netjes betegeld. Net als de keuken altijd laten staan.

Na mijn moeders dood in 2012, schafte ik in 2014 o.a. een nieuwe keuken aan van de erfenis. De deurtjes begonnen uit de oude kastjes te vallen. Volgens de makelaar zet iedereen meteen zijn eigen keuken in een zojuist aangeschaft huis. Doe het niet, die van mij is zo mooi!
Je badkamer kun je vergroten door de muur weg te kappen naar de rommelkamer. Zelf vond ik een douche met wastafel altijd voldoende, maar ik ‘badder’ niet graag en lang tafelen kan me ook gestolen worden.

Maak een reis naar de Noordpool of trek met je lief door de V.S. in de grootste bak die je kunt huren en behoud de bestaande keuken. Vier het huis, vier het leven!

Meindert, zonnig type.

|

usercrossmenuchevron-down