Hoofdstuk 2
Sommige mensen weten veel op een kalme manier. Zwart-Wit is er één van. Hij heeft overzicht. Van de honderden gedachten die in mijn coupé rondzwermen maakt hij de juiste samenvatting. Ik zie het aan zijn gezicht. Sierlijk ontwijkt hij mijn drukte en zet er een glas melk voor in de plaats.
Sommige mensen weten veel op een angstige manier. Daar ben ik er één van.
Iedere morgen, bij de pap en thee, hoort Zwart-Wit me uit over mijn nachtrust en dromen. Hij blijft staan, met zijn theedoek over de arm en wacht op antwoord.
Ik heb hem een paar keer gevraagd plaats te nemen, maar dat weigert hij beslist. Hij doet dat trouwens niet op een vervelende manier, dat weigeren. Het is geen afwijzing van mijn gebaar, maar eerder een principe dat al in hem bestond voor ik in zijn coupé verscheen. Ik zie het als een kleine winst, dat besef. Iets wat ik heb geleerd en dat nu zijn vruchten afwerpt.
Ik heb hem verteld over de spanning op mijn armen en hoe die geleidelijk afneemt na het drinken van de melk, maar ik houd het beeld van de schemerwaaier nog even voor mezelf. Hij lijkt vooral geïnteresseerd te zijn in wat ik droom, maar meer dan flarden kan ik hem niet geven. En dat vind ik jammer want misschien is Zwart-Wit wel een meester in het analyseren van dromen, een sublieme vertaler, die de verlossing uit mijn fragmentarische relaas plukt om ze in een later stadium aan mij voor te schotelen (bij wijze van verrassing).
’s Middags is hij er weer. Rond half twee schenkt hij de thee in en kan ik het dienblad inspecteren. Geroosterd brood, roomboter en beleg; kaas of mager vlees, geen zoet. Hij bukt zich en bestudeert de kaft van het boek dat ik bij zijn binnenkomst opzij heb gelegd en vraagt naar de inhoud. Mijn beschrijving is summier. Ik weet niet wat Zwart-Wit wil horen en spring zuinig om met mijn nauwkeurigheid.
Met het verstrijken van de weken worden mijn beschrijvingen uitgebreider. Zwart-Wit weet me met knikjes en fronsen te verleiden tot complete uiteenzettingen. Het wordt zelfs zo dat ik tijdens het lezen van bepaalde passages aantekeningen maak, korte notities die ik kan gebruiken om het verhaal in essentie weer te geven.
Eerst leerde ik mijn opgeschreven bevindingen uit het hoofd. Zwart-Wit moest niet de indruk krijgen dat ik er echt werk van maakte. Het was leuker hem te laten denken dat formuleren voor mij iets eenvoudigs was, een terloops proces. Maar daar ben ik op teruggekomen. Het geeft een verkeerde voorstelling van feiten, het lijkt op liegen, en leugens verpletteren je ribben, je longen, je hart.
Voordat ik deze treinreis aangeboden kreeg, had ik ernstige moeite met ademhalen. Iedere dag zat vol met verstikking. Ik hoefde nog maar een gesprek op straat op te vangen of ik raakte al in ademnood. Ik zal daar later verder op ingaan. Ook over de luiken en gaten is nog niet alles gezegd.
Onduidelijkheid is uit den boze. Vanaf nu lees ik mijn notities voor. Als Zwart-Wit daar bedenkingen over heeft is dat jammer voor hem. Hij kan me niet kwetsen, nog niet.