Gedicht 7
ik vermijd het jutten of sprokkelen
geen kruizen te timmeren van wrakhout
mijn liefdes worden niet uitgewrongen
mijn jeugdgrond wordt niet kapotgegraven
ik open mijn huid voor nieuwe wonden
die zich in het oude bloed verdringen
geen regen wordt verspild aan wat verschraald
is slaapvertrekken moeten leegwaaien
rode monden en ruisende kousen
worden afgelost door het strelen van
zwevende regels klaar om geplukt te
worden uit de belangeloze greep
van bladzijden