Gedicht 10

zij woont in de zandbestoven toren
die uit het waterwingebied verrijst
omgeven door het uitbundige groen
en bedeesde bruin van verre tuinen

weet zij zich te kleden haar koperen
hoofd duikt op en onder in het zonlicht
zoals de zeldzame pels van een schuw
glinsterdier soms onze wandeling kleurt

vanaf mijn ruwe bankje kijk ik naar
de visdiefjes en wacht op haar gunsten
met lege handen en een zwart verhaal

aanstonds zal ze naderen over het
golvende pad en verontschuldigend
glimlachen naar mijn verderfelijkheid

Uit: 

usercrossmenuchevron-down