Bruidje van een huis: de uitzonderlijke details
(Mag ik mens zijn? Aflevering 536)
Synchroniciteit of niet: meneer Feenstra die als hobby had om monumentenpanden te restaureren, is deze week overleden. We nemen allebei afscheid van iets dat ons verbond, maar nooit samenbracht.
Hoewel mijn gevel uitzonderlijk mooi is en mijn rijksmonument als enige in de straat wordt vermeld in de wandelroute die de VVV verstrekt aan toeristen, is de verdeling van de ruimtes binnen minstens zo bekoorlijk.
Zo zijn er twee toiletten, waarvan degene achterin de lange hal aan het zicht onttrokken wordt door gitaarversterkers. Een prima plekje voor de gevoelige mens die nog verlegen wordt, wanneer hij iets langer op het ‘gemak’ verblijven wil, maar de meest interessante retirade is het toilet dat zich halverwege de trap naar de woonkamer bevindt. Het wordt afgesloten met twee klapdeurtjes en leidt bij mijn cliënten tot gegiechel en verwarring vanwege de ongewone plaatsing.
En er zijn meer hoekjes in het pand die zich onverwacht onthullen, zonder hinderlijk te zijn. De kelder moet je van buitenaf in. Twee luiken en twee klapdeurtjes met een slot daarboven openen de weg naar een ruimte die zich tot onder het einde van het achterplaatsje uitstrekt. En je kunt er nog staan ook. Voordat ik een deel van mijn verzamelingen daar in de rekken plaatste, heb ik eerst een nieuwe vloer laten storten en een lucht aan- en afvoer laten installeren. Dan blijft het droog. Zulke dingen worden niet vermeld, maar voor een man met zoveel collecties als ik heb, een aangename bijkomstigheid.
Voor de zolder geldt hetzelfde. Mag evenmin worden meegerekend (als ik het goed heb) als woonruimte, maar ook deze strekt zich over het hele huis uit en is zo om te toveren tot volwaardige kamer. Ik heb er een bank staan, een breedbeeld televisie en een set boxen (5.1) waarop je ongeveer de ondergang van de wereld kunt beluisteren. The Rolling Stones live, klinken daar erg dichtbij en de buren hebben er geen last van, want ik heb de zolder laten voorzien van geluidsisolatie.
Tigger warning: vaak worden grote luidsprekerkasten niet op prijs gesteld door een van de twee echtelieden. Gelukkig heb ik me daar nooit iets van aangetrokken. Mijn bovenste woonkamer (niet de zolder!), is mijn spreekkamer en ‘man cave’. Toen ik twee sub-woofers aansloot op mijn Dolby Atmos versterker en beschikte over 7 staande boxen, 4 plafondluidsprekers en twee baskasten, vroeg mijn alleraardigste buurman of ik wellicht een nieuwe geluidsinstallatie had. Die arme mensen. Heb één sub-woofer verwijderd en gebruik de zolder voor het hardere werk. Bonzende buren, het doet iets met mijn onvermoede gevoel voor fatsoen.
In die bovenste woonkamer heb ik met opzet geen tafel gezet. In de eerste plaats omdat ik houd van het ruimtelijke gevoel dat ontstaat, wanneer je niet allerlei hindernissen hoeft te nemen. Een paar bijzettafeltjes volstaan voor het bezoek. Zelf eet en drink ik van de grond. Nou ja, ik zet mijn koffie of limonade op de vloer en houd mijn bord op de schoot. Van mijn huis mag ik een kind zijn dat uit de fles drinkt, chips uit de zak eet en de jam van zijn mes likt. In de tweede plaats wil ik de lichaamstaal van mijn cliënten kunnen lezen.
Het achterplaatsje wordt gezien als een luxe. Kennelijk hebben veel buren die niet. Zelf zit ik er zelden, saaie huismus als ik ben. De zon staat er van 10.00 u. tot 14.00 u. op, maar tegen die tijd ben ik al verkoold. Soms, als de zon mij weer naar buiten wil ranselen, trek ik alle gordijnen dicht en doe de schemerlampjes aan. Een heel verschil met toen de dieren nog spraken. Dan was ik niet van het strand te branden, maar destijds maakte ik nog deel uit van een familieleven.
Op de begane grond bevindt zich de woonkeuken, waar minder gekookt wordt en meer geleefd. Lekker kneuterig aan de lange tafel zitten. ’s Morgens beginnen met twee ‘cups’ windkracht tien in mijn Winnie de Poeh-beker (blijf eraf!) en daarna décafé. Als kind maalde ik bij mijn grootmoeder de koffie in haar keukentje, bij mijn moeder hadden we een elektrische koffiemolen, eenmaal op mijzelf was ik macro-hysterisch gaan eten en vermeed ik cafeïne. Na mijn verhuizing naar de Hellebardier, had ik oploskoffie voor de gasten in huis. Twee lieve, getrouwde cliënten deden mij een senseo-apparaat cadeau en nu heb ik al weer heel lang nespresso ‘what else?’.
Uit de voorgaande paragraaf moet toch blijken wat een schilderachtig en afwisselend leven ik lijd. Dat zich nog geen biograaf heeft gemeld om mijn leven in een fraaie biografie te vervatten, is mij dan ook een raadsel, maar niet getreurd. In Spanje schrijf ik straks de laatste hoofdstukken van ‘De P.T.S.S. van de liefde’ (ik heb al een veel betere titel, maar die houd ik geheim, boeiend, ja) in het Spaans, vind daar een grote uitgever en word in tweeënvijftig landen gepubliceerd.
‘You can’t keep a good man down’