Gedicht 15
een lange houten trap voerde naar het
strand de zee toonde zich onaangedaan
en ook jouw pas volgde het gewone
stramien dus kon ik uit elkaar hangen
of desgewenst mijzelf aaneenrijgen
terwijl jij een van je monologen
aan de kokmeeuwen voerde en mijn hand
vasthield zodat ik niet zou wegwaaien
ze wist niet wie ik voor ogen had toen
ik haar gezicht vasthield en besefte
evenmin hoe snel een herkenning zich
kan voltrekken wanneer hongersnood het
land achter de regenboog teistert en
sprinkhanen onze zielen kaalvreten