Gedicht 13
mijn hoofd draait rond in een puntenslijper
de krullen vallen naast je voeten die
al even onverzettelijk zijn als
de rest van het standbeeld waar je in woont
ik ken het wachtwoord niet maar ben gewend
te wachten tot de bliksem je gletsjers
opensplijt en het spraakwater bevrijdt
dat zich in ijzige stromen over mijn
toenadering uitstort de eerste keer
dat we samen sliepen schoof ik je haar
opzij en plaatste mijn oor tegen de
rivier van bloed die je droom bevloeide
luisterend naar mijn mijmeringen en
sindsdien onuitgesproken bevlieging