Gedicht 11
een halsreiking meest broze kus
op zachte koel van de wind wang
ze verstart en neemt terug wat
onze stemmen tot hoog in de
lucht hadden opgeworpen ik
begeleid mijn verwarring met
bedwongen schaamte en kleine
verwensingen die over hun
eigen ongeloofwaardigheid
struikelen om onder aan de
duinen tot stilstand te komen
ik kleed me aan met helmgras en
kiezelstenen maar desondanks
ben ik naakter dan haar verraad