Wie ben jij? I
“Mag ik mens zijn?” aflevering 28
Deze week zat ik met een jonge vrouw op het terras en we hadden het over identiteit. Ze zei: “Als iemand mij vraagt: ‘wie ben jij?’ heb ik daar geen pasklaar antwoord op. Ik heb liever dat ze hun vragen gerichter stellen; niet zo algemeen.” Ik was aangenaam verrast door wat ze beschreef. Zo lucide iets benoemen vanuit de eigen waarneming in het contact.
We bespraken of mensen überhaupt in staat zijn om antwoord te geven op de vraag: “Wie ben jij?”
In een cultuur waarin zelfexpressie vaak papegaaientaal: het uitbraken van gewenste teksten, is geworden, is het zeldzaam om iemand te treffen die iets over zichzelf kan zeggen dat volstrekt op eigen wijze is geformuleerd. De boodschap van de tekst nog daargelaten. Het willen vormgeven aan de eigen identiteit in alledaagse woorden en ieder cliché daarbij vermijden, is een kunst. Het vereist een zeer vaardig bespelen van het instrument taal, waarbij gedachte en emotie elkaar bijna ongezien langs de valse noten moeten leiden.
Voordat ik mensen van mij vervreemd of nog verder wegjaag met mijn terminologie, mijn pogingen om wat wezenlijk is in taal te vervatten, wil ik graag zeggen dat het er niet om gaat om intellectuele volzinnen te produceren bij het omschrijven van het ‘zelf’, datgene wat ons zowel uniek als verbonden maakt. Het gaat erom dat we pogen om tot de kern door te dringen van wie we zijn en het werkt simpelweg averechts wanneer we modetermen gebruiken. Het ‘zelf’, net als de vraag “Wie ben jij”, is tijdloos.
Virtuositeit in woordgebruik is niet waar het om gaat. De noodzaak ervaren heel specifiek naar je ‘zelf’ te kijken is essentieel. Daarvoor is moed nodig en ook een indringende nieuwsgierigheid om te achterhalen waar je uit opgebouwd bent.
In therapie stel ik mensen vaak de vraag: “Ben je nieuwsgierig naar jezelf?” De meesten maken dan een wat ontredderde indruk. In de eerste plaats heeft niemand ze ooit eerder hiernaar gevraagd, in de tweede plaats hebben ze vaak betrekkelijk weinig aan zelfbespiegeling gedaan. Niet omdat ze tegenzin hebben ervaren, maar eerder omdat ze niet zijn opgevoed in het nadenken over de eigen identiteit. Waarom is dat niet gebeurd? Omdat we, net als de meeste volkeren geknecht zijn en men van ons verlangt dat we aangepast gedrag vertonen. Daar valt zelfreflectie ‘nog’ niet onder.
De vraag “Wie ben ik” te durven stellen aan onszelf, draagt het gevaar in zich dat we vervreemden van de kudde. Een niet te onderschatten angst maakt zich dan meester van de mens die zich schaart onder de grote, gemene deler. Zoals het Engelse gezegde luidt: “There is safety in numbers”.
Het is veel te makkelijk om mensen te duiden als volgers van de ‘kuddegeest’. Het doet hen geen recht en het vervreemdt opnieuw het individu van de massa. Tot welke groep je ook meent te behoren.
Een volgende keer wil ik graag wat manieren aanreiken om tot een dieper antwoord te kunnen komen op de vraag “Wie ben ik?”.