Bruidje van een huis: schrijver/dichter
(Mag ik mens zijn? Aflevering 535)
Voordat ik in de Hellebardierstraat ging wonen (1982), debuteerde ik al in Het NRC-Handelsblad met ‘het gedicht van de week’, een rubriek die uiteindelijk ophield te bestaan. Ik was zo trots dat ik alle NRC/Handelsblad-kranten van die dag kocht, uitdeelde en een drietal zelf behield. Dit was in 1981 en ik was drieëntwintig. Het betrof een heel eenvoudig gedichtje dat later zou verschijnen in mijn debuutbundel bij Nijgh & van Ditmar (destijds nog gevestigd in ’s-Gravenhage):
‘Strandwandeling
Mooi die zee
zei ze
net de kleur van mijn ogen
Ja
zei ik
de koude wind
deed je lichaam schokken
maakte je neus rood
op de terugweg vroeg ze
hebben ze echt die kleur
ja liefje
zei ik
precies die kleur’
(uit: ‘Romantische Gedichten, Nijgh & van Ditmar, 1985)
Ik was in het bezit van een typemachine (Olympus) en tikte mijn gedichten uit op A-viertjes, gebruik makend van typex.
Hans Sleutelaar (ook wel bekend als ‘de zwijgende dichter) vormde samen met Hans Verhagen, Cornelis Bastiaan Vaandrager en Armando de redactie van ‘De Nieuwe Stijl’. Sleutelaar was enthousiast over mijn eerste gedichten, die ik hem toestuurde met het verzoek er zijn mening over te geven. Hij draalde niet en stuurde ze door naar Het NRC/Handelsblad. Wat een voorspoedig verloop.
Sleutelaar ging in opdracht van Geert-Jan Lubberhuizen, destijds directeur van uitgeverij ‘De Bezige Bij’ langs bij Jan Cremer in New York om laatstgenoemde bij te staan tijdens het schrijven van ‘Ik Jan Cremer, (de onverbiddelijke bestseller)’. Jan was handig met de kwast, leefde van zijn kunst en was tevens een fabelachtige verteller. Een stilist was hij echter niet en daar schoot Sleutelaar te hulp.
Toen ik, een jaar na mijn debuut, verhuisde naar ‘de Hellebardier’, zette ik een zelfgemaakt bureau neer in mijn woonkamer. Ik plaatste het tegen de radiator onder de vierkante ruitjes in het linker raam, uitkijkend over de tuin vol stokrozen van buurman Jan. Tweeënveertig jaar later staat die schrijftafel nog op exact dezelfde plaats. Ik schreef mijn zes gepubliceerde boeken eraan en nog vele honderden columns, songteksten en duizenden gedichten.
Mijn regels worden geboren in de vroege morgen of de late avond. Stilte is voor mij essentieel bij het schrijven. Muziek zou dat onderbreken, gepraat van anderen evenzeer. Dan is ineens de toverkracht uit mij verdwenen. De late avonden zijn mij het meest dierbaar. Dit huis koestert mij dan, mijn lichaam is omgeven en veilig. Mijn gedachten deel ik met de onschuldige duisternis van dit middeleeuwse straatje. Mijn huis geeft ruimte aan mijn kern, een heelal waar ik de mooiste sterren uit de lucht pluk.
Mijn werk als dichter en psychotherapeut neem ik mee naar Spanje, mijn ziel verblijft in mijn lichaam en reist mee. Ik dank dit huis voor de bescherming, de intimiteit, het serene dat het mij bood. Hoewel ik een melancholische man ben, heb ik hier mijn beste momenten beleefd. Mijn huis en ik hebben onszelf op elkaar afgestemd. Als dat zweverig klinkt, dan zij dat zo. Het afscheid zal me niet zwaar vallen. Dat heb ik de afgelopen twee jaar al gedaan. Zo lang had ik ervoor nodig om het verlangen te ontwikkelen vrij te breken uit de herhaling waar Vlissingen mij mee verstikt.
Toen ik in dit pand hier kwam wonen, rookte en dronk ik al niet meer. Er is nooit gerookt binnen de muren. Ik heb nooit huisdieren gehad. Het huis is net zo schoon als toen ik mijn eerste huwelijksnacht met haar doorbracht.
Ik hoop dat je een bewoner krijgt die ontvankelijk voor wat jij te geven hebt. Je zult altijd in mij verblijven. Je was mijn toevlucht, mijn rustpunt, mijn geborgenheid. Wat een geschenk.