Een bruidje van een huis 1

(Mag ik mens zijn? Aflevering 531)

Tijdens de eerste vijf jaren van mijn leraarschap, was het onmogelijk om een vaste baan te bemachtigen.
Destijds stond ik voor de klas bij ‘De Wellinge’. Hoewel ik nog niet was afgestudeerd, had mijn moeder me geattendeerd op een vacature daar. Het volstond wanneer de docent een gevorderd student was, aangezien het de vervanging van een zieke ‘collega’ betrof en het schooljaar al half voorbij was.

Meer dood dan levend had ik mij naar de Kruisweg begeven. Ik was gestopt met drinken en had last van de ontwenning. Iedere dag werd ik geterroriseerd door paniekstoornissen die zich voornamelijk uitten in een hyperventilatiesyndroom. De eerste nachten van mijn ‘cold turkey’ was ik mijn bed uitgedreven en had schokken door mijn hele lichaam ervaren. Omdat de angststoornissen zo hardnekkig post vatten, raakte ik dermate neerslachtig dat ik een depressie had ontwikkeld.

Dat ik waarschijnlijk dood neer zou vallen voor de klas, nam ik op de koop toe. Ik was eenentwintig en in mijn laatste studiejaar. Er waren nog wat tentamens die ik succesvol moest afleggen om mijzelf als volledig bevoegd docent Engels te mogen laten registreren. Natuurlijk sloeg ik de raad van de rector in de wind om niet te populair om te gaan met de leerlingen. En aanvankelijk ontvingen ze mij met vriendelijkheid en grote belangstelling. Drommen meisjes liepen voorbij mijn lokaal.

Welkom in de wereld van het harde leven van de leraar. Na een paar weken hadden de ringleiders van de klassen redelijk goed in de peiling dat ik te veel tolereerde en het uittesten begon met steeds groter wordende grensoverschrijdingen. Het kostte mij maanden van bittere strijd om de orde weer in handen te krijgen en mijn lessen ongestoord te draaien. Sommige vervangers troffen het slechter. Ik zie ze nog wenen in de docentenkamer. Volledig ontgoocheld dat ze ‘het’ niet aankonden.

Naast dat ik structuur had weten af te dwingen en mijn reprimandes en strafmaatregelen vrucht afwierpen, kreeg ik ook een goed gevoel over mijzelf. Dat was de ultieme paradox: de hel ingaan, terwijl ik nog in ontwenning was, om er vervolgens in te gedijen. Als leraar was ik weer van enige waarde en genoot zelfs aanzien. Een heel verschil met dronken in een portiek liggen. En de fameuze structuur van rust, reinheid en regelmaat deed de rest.

Ik woonde inmiddels een paar jaar in de voormalige flat van mijn lieve grootmoeder die naar het bejaardentehuis was verbannen, omdat ze medische zorg behoefde en soms flauwviel of aanvallen kreeg waarbij ze grimasseerde. Ze was pas eenenzestig. Ik herinner me hoe eenzaam ze was daar en hoe mijn bezoekjes meestal eindigden, wanneer ze weer een aanval kreeg en een verzorgster mij haar kamer uitwerkte. Mijn redster van het eerste uur en ik kon niets voor haar terugdoen.

Mijn briljante (dat was ze werkelijk) moeder had mij geannexeerd als onderdeel van zichzelf (in psychologisch jargon was ik haar narcistisch verlengstuk), maar ze deed dat vol liefde en had er geen notie van dat ze mijn ontwikkeling deels verstikte. Ik wist ook van toeten noch blazen in dat opzicht en liet mij in de watten leggen. Het leverde ons ook veel op. We waren innig met elkaar, konden elkaar lezen en er was een zee aan liefde. Op een dag vond ze dat ik rijp was voor een promotie.

We gingen op huizenjacht. Van wat ik verdiende kon ik net mijn rekeningen betalen, eten en Spa Rood drinken tussen mijn drinkebroers, dus verhuizen was niet in mij opgekomen. Destijds werd ik bij het aanbreken van iedere zomervakantie ontslagen en bij de aanvang van het nieuwe schooljaar weer aangenomen. Zo erbarmelijk was de rechtspositie van vervangers destijds, dus van een vast salaris kon evenmin sprake zijn.

Mijn moeder zou een huis kopen, als een geschikt exemplaar zouden vinden, en ik zou de hypotheek op me nemen zodra ik een vaste baan kreeg. Ik vond het doodeng. Zoveel geld ophoesten in een mensenleven. Hoe deed iedereen dat? We hadden vier huizen bezichtigd en ik vond het maar een grauwe bedoening. Tot we aankwamen bij de Hellebardierstraat 6. Ik was inmiddels vierentwintig, maar meteen onder de indruk. De gevel was prachtig en mijn moeder noemde het pand later ‘een bruidje van een huis.’

De makelaar ging ons voor en overal was licht. Het huis had aan weerszijden zoveel ramen! En dan die middeleeuwse balken. Wat me echter het meest trof, was de sfeer die dit lege pand had. Zo verwelkomend. Tot mijn stomme verbazing ontroerde het me. Hier was ik thuis als volledig onbekende. Een van de vorige eigenaren was een man geweest die het restaureren van monumentenpanden als hobby had. Mijn moeder en ik verborgen ons enthousiasme.

Beter de makelaar in het ongewisse te laten. Daar zijn ze zelf immers meester in.

|

usercrossmenuchevron-down